donderdag 6 september 2012

NIETS WAARD EN UITERST KOSTBAAR: DE HOGE BOMEN COLLECTIE


Soms kan het gebeuren dat  er in de stukjes die je in een bepaalde periode hebt geschreven een patroon blijkt te zitten, een soort rode draad waarvan je je niet bewust was toen je ze maakte, maar die pas bij lezing achteraf duidelijk wordt.  De afgelopen ‘posts’, te vinden op het internationale weblog (zie rechtsonder) gaan, zie ik nu, bijna allemaal over verzamelen. Niet over Sotheby’s of Art Basel of wat een schilderij van Mark Rothko heeft opgebracht, maar over de vraag wat verzamelen eigenlijk inhoudt, en of de term ‘kunstverzamelaar’ nog wel inhoud heeft  voor mensen die geen deel uitmaken van het kapitaalkrachtige circuit dat doorgaans op dit soort locaties te vinden is.

 
 Het begon allemaal met de dood van Robert Hughes, een treurige gebeurtenis die aanleiding was om zijn programma De Vloek van de Mona Lisa nog eens opnieuw te bekijken, waarin hij fulmineert tegen een kunstwereld die alleen nog maar lijkt te draaien om geld, veilingrecords, belegging en speculatie, met steeds dezelfde grote namen van wie de prijzen door uitgekiende marketingstrategieën tot absurde hoogten worden opgeschroefd. Het gevolg is dat de art world zoals die ons door de media wordt voorgespiegeld een soort abstractie wordt, een sprookjeswereld waarvan wij het bestaan wel kennen, maar waaraan wij zelf op geen enkele manier nog deel hebben. Beelden van chique veilingzalen en dure kunstbeurzen doen je eens te meer beseffen dat je, hoezeer de kunst je ook ter harte gaat, niet meer bent dan een toeschouwer, iemand die, wijze van gunst, even door een raampje van de miljonairsbeurs mag kijken en dan weer naar huis gaat met een onbestemd gevoel dat er ergens iets is misgegaan.
 
 
 
Kort daarop viel het Extra Art: A Survey of Artists’ Ephemera  1960-1999 in de bus, een boek dat ik Amerika had ontdekt. Het geeft een fraai beeld van de immense collectie van Steven Leiber, een man die zo’n vijftig jaar geleden begon met het verzamelen van wat je ‘wegwerpkunst’ zou kunnen noemen: originele uitnodigingskaarten, tentoonstellingsposters, toegepaste ontwerpen, gebruiksvoorwerpen, multiples in grote of kleine edities, platenhoezen  en nog veel meer. Het voornaamste criterium was dat het niet moest gaan om reproducties, maar om originele ontwerpen die speciaal voor het doel waren gemaakt. Een soort gebruikskunst dus, dingen die niet waren gemaakt voor de eeuwigheid, maar die een tijdelijke functie hadden en daarna eigenlijk konden worden weggegooid. Gelukkig gebeurde dat niet altijd en Steven Leiber bouwde in de loop van zijn leven grootste collectie artists’ ephemera ter wereld op.
Het doorbladeren van Extra Art is een bijzondere ervaring, omdat het de criteria en de definities van het verzamelen van kunst ter discussie stelt. Hier wordt de kunst losgekoppeld van kapitaal en wordt duidelijk gemaakt dat er, naast de ‘officiële’ kunstmarkt, ook een gebied is waar andere maatstaven gelden en waar ‘interessant’ niet automatisch ook ‘duur’ betekent.
 
    

Natuurlijk, als de verzameling van Leiber nu in één keer zou worden geveild, zou hij ongetwijfeld ook een klein vermogen opbrengen, maar het sympathieke van al die objecten was dat ze toen we werden uitgebracht weinig of niets kostten. Leiber had ze bij elkaar gebracht omdat hij ze mooi vond, of intrigerend, en omdat hij het belang ervan inzag lang voordat anderen dat deden, maar niet als investering. En daarin, bedacht ik, schuilt iets van de essentie van het verzamelen. Waar het om gaat is niet zozeer de intrinsieke waarde van wat je verzamelt, maar de waarde die je daar zelf aan toekent.
 
 
*     *     *    *

De rode verzameldraad leidt ons uiteindelijk weer terug naar Groningen. In 1983 komen Flip Ekkers, Frank Hutchison en Holly Moors, alle drie zowel geïnteresseerd in beeldende kunst als in bijzonder drukwerk,  bij elkaar om de mogelijkheden te bekijken voor een bijzondere kunstenaarsuitgave. Na veel wikken en wegen wordt besloten tot een serieel project op basis van abonnementen, in een oplage van tweehonderd exemplaren. Kunstenaars worden uitgenodigd om ‘iets te doen’ met een van tevoren vastgesteld format: een vel papier op A3 formaat, dat in vier slagen wordt gevouwen tot een object van 11 x 8 cm en wordt voorzien van een wikkel, zodat het in een kleine envelop past die aan intekenaars kan worden toegezonden. Het project krijgt als titel de Hoge Bomen Collectie.
 
 
     
De eerste afleveringen in de serie hadden minimal art-achtig karakter en niet alle abonnees waren daarvan evenzeer gecharmeerd in een tijd waarin het ‘wilde schilderen’ hoogtij vierde. Anderen stonden bij voorbaat wantrouwig tegenover het project omdat men ervan uitging dat je voor zes gulden niets kon krijgen wat de moeite waard was.  Maar het mooie van de Hoge Bomen Collectie was nu juist dat de exclusiviteit niet in de prijs zat. Sterker nog, eigenlijk kostten de uitgaven vrijwel niets. De bijdrage van zes gulden ging vrijwel geheel op aan materiaalkosten en verzending;  het werkje op zich was in feite gratis. De meeste abonnees bleven, gelukkig, het project trouw en vonden in de jaren die volgden met regelmaat een bruin envelopje in de bus met daarin een origineel gesigneerd kunstwerkje. Binnen de grenzen van het opgelegde format hadden de kunstenaars alle vrijheid om aan hun ideeën vorm te geven en het was die vrijheid die leidde tot de verscheidenheid aan creatieve resultaten die de serie interessant en spannend hield. Nu, dertig jaar na dato, is er ook zoiets als een historisch perspectief ontstaan: sommige deelnemende kunstenaars zijn in de vergetelheid geraakt, terwijl anderen in de tussenliggende periode juist aan faam hebben gewonnen.

 
 
 
Het is dit gevarieerde karakter, denk ik, dat maakt dat de Hoge Bomen Collectie aansluit bij wat eerder werd gezegd over de verzameling van Steven Leiber: het zijn uitgaven voor de amateur, in de beste zin van het woord, mensen die zelf een emotionele waarde toekennen aan zaken die die waarde objectief gezien niet hebben. Het stelt niets voor, of het is heel bijzonder; het heeft geen waarde, of het is kostbaar. Het is aan u om dat uit te maken.      
   
 
     
  Na vijfentwintig afleveringen werd het project afgesloten met een speciaal boekje waarin alle bijdragen werden afgebeeld en de uitgave van een speciale doos met de complete serie, in een oplage van vijfentwintig exemplaren, waarvan nog enkele,  zij het voor een antiquarische prijs, te verkrijgen zijn bij Philip Elchers, de uitgeverij die Flip Ekkers kort na de start van het Hoge Bomen project oprichtte en die in de vijfentwintig jaar die sindsdien zijn verstreken een indrukwekkend fonds aan uitgaven voor liefhebbers, verzamelaars en bibliofiele fijnproevers heeft gepubliceerd.  Wie nieuwsgierig is, kan sinds kort gemakkelijk even binnenlopen, want per 1 september heeft Philip Elchers het pand aan de Grachtstraat ingeruild voor een kleinere, maar gemakkelijker bereikbare locatie in de Oude Boteringestraat  41. Geopend van dinsdag t/m zaterdag, van 13 tot 17 uur.
 
Voor meer afbeeldingen, informatie en prijzen van de afgebeelde HB-deeltjes, klik HIER