dinsdag 29 november 2016

DE KUNST EN HET LEVEN: OVER JENTSJE POPMA



De zondagmiddag op Nederland 2 is traditioneel voor de regionale omroepen, dus ook voor Omrop Fryslân. De uitzendingen zijn ook in het Fries. Dat schijnt belangrijk te zijn voor de regionale identiteit. Niet geheel onlogisch, maar op die manier wordt wel vrijwel iedereen die niet in het bezit is van een West-Germaanse talenknobbel eigenlijk voorbaat uitgesloten. En soms is dat jammer. Bijvoorbeeld afgelopen zondag, toen een documentaire werd uitgezonden over de schilder Jentsje Popma. Vaak zijn kunstenaarsportretten wel boeiend, maar ook een beetje voorspelbaar. In dit geval pakte het, in ieder geval voor mij, anders uit. 




Jentsje Popma is vijfennegentig jaar geworden en de documentaire De Flecht nei it ljocht [De vlucht naar het licht] is bedoeld als een eerbetoon aan een schilder wiens felgekleurde Friese landschappen al decennia de wanden van grote en kleine kunsthandels en galeries in  Friesland sieren. Wie een bohémien op leeftijd had verwacht, à la Sjoerd de Vries, komt bedrogen uit. Hier zit een bescheiden man met een doorgroefd gelaat, met ogen die regelmatig in een onbestemde verte staren en die welhaast omgeven lijkt door een waas van melancholie en eenzaamheid. Hij is schilder, of beter, hij was schilder, want zijn atelier en alle schilderijen die er nog instonden heeft hij onlangs weggegeven aan een stichting die er een meditatiecentrum van wil maken. Schilderen, dat was vroeger. Wat overblijft is het leven, wat er nog van rest.

Klaas Werumeus Buning werkt aan zijn portret en vraagt hem naar zijn laatste schilderij. Het gaat over het verdwijnen uit het leven, zegt Popma. Het heet ‘De vlucht naar het licht’. Het heeft te maken, zegt hij, met mensen die een einde aan hun leven maken, Joost Zwagerman, Eugéne Brands. Het laat een opening in het wolkendek zien, een blauw vlak waarin de mensen verdwijnen.

  

Bij de kunstenaar thuis, in de schemering. Popma brengt thee. De kopjes trillen in zijn handen. Schilderen doet hij al een poos niet meer, zegt hij. Het komt er niet meer van. Ouderdom, en de laatste jaren moest hij zijn vrouw verzorgen. Ze is nu overleden. Op de achtergrond hangt een portret dat hij ooit van haar maakte, en de camera zoomt in op een ingelijste foto, beide van haar als jonge vrouw. Heel veel heeft hij niet te zeggen. Er vallen lange stiltes waarin de camera inzoomt op zijn gezicht, waarop het verdriet af en toe vlak onder de oppervlakte lijkt te liggen. 

Je schrikt bijna als een harde vrouwenstem het overneemt en, zoals dat in kunstdocumentaires hoort, vertelt over zijn opleiding en zijn werk in opdracht in de jaren vijftig en zestig en hoe hij daarna besluit zich alleen nog te richten op het Friese landschap, en de manier waarop dat onder zijn ogen steeds verder wordt aangetast door de moderne tijd. Het verstoort even de sfeer, net als de passages waarin zijn schilderijen net iets te uitbundig worden aangeprezen. Want deze film gaat, naar blijkt, eigenlijk veel meer over de man dan over zijn werk.

Popma rijdt door de provincie, over binnenwegen. De vogels zijn vrijwel verdwenen, zegt hij. Even leeft hij op als hij een boer tegenkomt die zijn koeien de weg over drijft naar het weiland. Het doet hem denken aan vroeger. Want het moderne landschap is alleen nog maar ‘productie, productie, productie’. Nee, dan de omschrijving die Rudy Hodel ooit gaf van zijn werk als een ‘ode aan Gods schepping’. Dat deed hem goed.

Maar het leven is hier, en nu. Zolang het duurt. En dan maken mensen zich druk over dingen. Bijvoorbeeld of Jentsje Popma eigenlijk niet een overzichtstentoonstelling zou moeten krijgen. Goed bedoeld natuurlijk, en wie zou het hem misgunnen? De vraag is of dat, zoals sommigen willen, in het Fries Museum zou moeten. Directeur Kris Callens heeft laten weten dat daar geen sprake van kan zijn. Het Fries Museum heeft geen ruimte en richt zich bovendien op kunstenaars met een internationale bekendheid, of kunstenaars die de Gerrit Benner prijs hebben gekregen. Het lijkt een beetje een bijeengeraapte redenering, maar dat zij hem vergeven. Je kunt als niet-Fries nu eenmaal niet gewoon zeggen dat zijn schilderijen niet het niveau hebben waar het museum naar streeft. Wat dan ben je opeens weer, net als Wim van Krimpen eerder, de arrogante buitenstaander die niets van Friese kunst begrijpt. Maar gelijk heeft hij wel. Jentsje Popma maakt deel uit van de lokale Friese kunstwereld en het zou goed zijn als hij ook daar werd geëerd, in een lokaal museum. Nu het Fries Museum geleidelijk blijk geeft van hogere ambities, moeten er andere maatstaven gelden.  Bij zijn aantreden liet Wim van Krimpen aantekenen dat wat hem betreft niet iedere kunstenaar die lang genoeg leefde automatisch een overzichtsexpositie zou krijgen. Er moest ook aandacht zijn voor kwaliteit. Het werd hem, zoals wel meer, niet in dank afgenomen. En nu staat Kris Callens voor dezelfde keuze.





Jentsje Popma maakte schilderijen van het Friese landschap, en dat vinden mensen mooi. Misschien niet eens in de eerste plaats omdat het zulke goede schilderijen zijn, maar omdat ze een landschap herkennen dat hún landschap is, de grond waarmee ze zich verbonden voelen, ongeveer zoals sommige Groningers Jannes de Vries mooi vinden. En dat mag uiteraard. Dat kan stemmen tot voldoening en tevredenheid. Maar er is geen reden om, zoals in een ander programma gebeurde, door te draven over ‘internationaal niveau’, want dan hou je jezelf voor de gek en andere mensen ook. En Popma zelf is er ook te nuchter voor: ‘Als ik dood ben, weet na tien jaar niemand meer wie Jentsje Popma was’.

Misschien is het wel de verdienste van dit gefilmde portret dat die weigering van het museum, hoe terecht ook, in het licht van deze film ook iets bruuts krijgt, dat artistieke en menselijke maatstaven hier niet helemaal meer samenvallen. Want meer nog dan een beeld van een kunstenaar is dit een document humain, een blik op het eind van een menselijk leven waarin veel dingen, en zelfs de kunst, even hun eerdere belang lijken te verliezen.  Natuurlijk, morgen dienen dezelfde vragen zich weer aan, maar in ieder geval zolang de film duurt, lijkt het leven uit te stijgen boven de kunst.

De documentaire eindigt met een shot van Popma op de dijk, met de zee op de achtergrond. Hij praat over zijn vrouw, met wie hij drieënzestig jaar getrouwd is geweest. Het is moeilijk. Lange stiltes. In de laatste seconden, terwijl hij wegloopt van de camera in het licht achter de dijk, zegt hij nog: ‘En nu willen ze dat ik een overzichtstentoonstelling krijg in het Fries Museum, omdat ik zo oud geworden ben. Voor mij hoeft het niet.’ En ik geloof hem. Op zijn vijfennegentigste is deze treurige man niet meer bezig is met roem en erkenning, de dingen van die wereld die hij eigenlijk al achter zich heeft gelaten.





Het ga je goed, Popma. Ik hoop dat er mensen zijn die voor je zorgen en af en toe wat vreugde brengen in je dagen. Van mij mag je honderd worden, maar ik weet niet of dat iets is waar je zelf naar uitkijkt. Maar dit was wel een heel mooi portret.

En die overzichtstentoonstelling in het Fries Museum? Ach nee, laat maar.





De documentaire is terug te zien op:



donderdag 17 november 2016

GRONINGER MUSEUM TOONT RULOFF MANUPUTTY



In het Groninger Museum is op dit moment een kleine presentatie te zien van werk van Ruloff Manuputty (1926-2002). In Friesland is ‘meneer Manuputty’ bij tenminste één generatie kunstenaars hoofdzakelijk bekend als directeur van de Academie Vredeman de Vries, waaraan hij van 1965 tot 1987 leiding gaf. Zijn eigen werk hield hij zorgvuldig afgeschermd van zijn studenten en pas nadat hij was verhuisd naar Groningen was het, mede op aandringen van zijn leerling Henri de Wolf, af en toe te zien in Forma Aktua.


Ruloff Manuputty voelde zich niet verwant met het noordelijk expressionisme dat hij in zijn nieuwe omgeving aantrof, en evenmin met de post-Cobra traditie die in Nederland hoogtij vierde. In plaats daarvan probeerde hij visuele elementen uit zijn Molukse achtergrond te combineren met een poëtische Europese traditie: Miro, Klee, de École de Paris, de vroege Corneille en, in Nederland, Jaap Nanninga. Het resultaat is een kleurrijk geheel waarin een veelheid aan invloeden doorklinkt, maar die slechts bij uitzondering een onmiskenbaar persoonlijk stempel draagt.


Manuputty heeft altijd een bescheiden plaats ingenomen in de noordelijke kunst en deze presentatie zal daar weinig aan veranderen. Maar in het verlengde van de tentoonstelling Jong in Groningen, nu alweer acht jaar geleden, wordt opnieuw een plekje op de noordelijke kunstkaart nader ingevuld. En dat is, in al zijn beperktheid, een positieve bijdrage tot de geschiedschrijving van de noordelijke kunst.
De korte documentaire die de Stichting Beeldlijn in 1989 over Ruloff Manuputty maakte is terug te kijken op Podium TV:
http://www.podium.tv/nl/201501141700/noorderdiepte/aflevering-17/ervaringen-van-een-witte-vogel



zondag 30 oktober 2016

SPECTACULAIRE OPBRENGST VOOR JAN MANKES VEILING



Met een opbrengst van ruim 52000 euro, waarvan Museum Belvedere zo’n 42000 overhoudt is de Jan Mankes veiling van Museum Belvedère is een overweldigend succes geworden. Dat heeft misschien niet eens zozeer te maken met het aangeboden werk, dat in alle opzichten uiterst gevarieerd was. Maar het zegt wel iets over de betrokkenheid van veel mensen in het noorden bij het museum. In een tijd waarin musea hoofdzakelijk worden beoordeeld op bezoekersaantallen en economische meerwaarde heeft een klein museum als Belvedère het zwaar, juist omdat het belang van het museum voor de regio niet onmiddellijk in harde cijfers kan worden vertaald. De belangrijkste functie van Museum Belvedère voor Friesland, en in feite voor Noord-Nederland, is die van een centrum voor beeldende kunst, een trefpunt en een platform voor al die kunstenaars die leven en werken in een gebied waar de grotere musea zich niet of nauwelijks om de hedendaagse kunst uit de eigen omgeving bekommeren. En daarmee levert Museum Belvedère een belangrijke bijdrage aan het culturele klimaat in een deel van Nederland dat in dat opzicht toch al niet rijkelijk bedeeld is. Het is te hopen dat gemeentes, provincies en subsidieverlenende instanties gaan beseffen dat deze rol, hoe rekenkundig ongrijpbaar ook, van essentieel belang is voor het lokale kunstklimaat en daarom genereuze en structurele steun verdient.


donderdag 27 oktober 2016

DE MAN MET DE LANGE OREN, EEN KUNSTVERTELLING



Curieus, curieus. Gisteren gevonden in een bevriend antiquariaat: een ansichtkaart, zwartwit, met daarop Sjoerd de Vries te midden van twee mannenportretten, of beter herenportretten, en een lege lijst die hij nadrukkelijk omhooghoudt. Uitgegeven door, uiteraard zou je bijna zeggen, het Tripgemaal Museum, Gersloot. Zijn oude makker Thom Mercuur. Nooit eerder tegengekomen.

Voor wie onbekend is met de ‘burgemeestersaffaire’ een korte uitleg. Begin zeventiger jaren kreeg Sjoerd de Vries in het kader van de Regeling Complementaire Arbeidsvoorzieningen Beeldende Kunstenaars, daarna bekend als BKR, de opdracht om drie portretten van Friese burgemeesters, de heren Brandsma, Harmsma en Van der Meulen. Geenszins uitzonderlijk, want portretopdrachten maakten deel uit van het gemeentelijk en provinciaal kunstbeleid. Het was een vorm van werkverschaffing, bedoeld om kunstenaars die onder de regeling vielen een basisinkomen te verschaffen. Een van hen was Sjoerd de Vries, die portretten maakte van schrijvers, bestuurders, museumdirecteuren. Het is niet de meest dankbare opdracht natuurlijk, het schilderen van plaatselijke notabelen, die hun beeltenis zo natuurgetrouw mogelijk en liefst ook nog enigszins flatteus op het doek willen zien. Maar de kachel moet branden. Dus schilderde De Vries portretten van obscure Friese schrijvers en dichters die al lang dood en vergeten zijn. Maar waar vele andere portrettisten terugzakken in een oninteressant realisme, hield Sjoerd de Vries vast aan zijn eigen stijl, en dat is ook de reden waarom die schilderijen hun onderwerp overleven. Het zijn de schilderijen die voortleven, niet de mensen die model stonden. En dat is voor een schilder een compliment.

Begin jaren zeventig besluit het gemeentebestuur van Leeuwarden om drie naoorlogse Leeuwarder burgemeesters door Sjoerd de Vries te laten vereeuwigen, voor de som van 3000 gulden per portret. De portretten van burgervaders Harmsma (1913-1966) en Brandsma (1967-1983) leverden geen problemen op. Maar bij Van der Meulen (1901-1993) ging het mis. De gepensioneerde magistraat is bitter teleurgesteld. Het portret is ‘niet overeenkomstig de werkelijkheid’. De oren zijn te groot en de haarkleur is afwijkend. Hij doet zijn beklag en als De Vries zijn burgemeestersportretten wil exposeren, ontvangt hij een brief van B&W waarin hem verboden wordt het portret van Van der Meulen ten toon te stellen. Eerst moet het naar diens genoegen worden ‘verbeterd’, want hij vindt het schilderij een ‘karikaturale afbeelding’. In een kort geding dat De Vries aanspant wordt hij in het ongelijk gesteld en het schilderij wordt veilig opgeborgen in het depot van het Fries Museum, onder de strikte conditie dat het niet in het openbaar mag worden getoond.




In 1998 organiseert Thom Mercuur in het Tripgemaal Museum te Gersloot de tentoonstelling In opdracht: portretten van Sjoerd de Vries. Bij de tentoonstelling wordt een gebonden boekje uitgegeven in een oplage van 250 exemplaren, waarin door verschillende auteurs uitgebreid wordt ingegaan op de ‘burgemeesterskwestie’. Als frontispice wordt een foto van Sjoerd de Vries gebruikt waarop hij een lege lijst omhooghoudt, ongetwijfeld om juridische problemen te vermijden. Maar wel wordt een sticker bijgevoegd met een kleurenafbeelding van het portret van Van der Meulen, dat op het witte vlak kan worden ingeplakt. Mercuur vindt dat er eindelijk ‘recht moet worden gedaan’.

In de rechtszaak bedong Van der Meulen dat zijn portret niet publiekelijk mocht worden vertoond tot tien jaar na zijn dood. Hij overleed in 1993, en in 2003 werd het portret voor het eerst tentoongesteld in het Fries Museum, in aanwezigheid van de kunstenaar. Het is een merkwaardige vorm van poetic justice dat 'de man met de lange oren’ voor veel mensen in de eerste plaats in de herinnering zal voortleven door dit schilderij, en door de manier waarop hij zich tegelijk onsterfelijk en belachelijk maakte.


De ansichtkaart is niet te koop; het boek Sjoerd de Vries: portretten opdracht wel. Uiteraard bij Prentwerk.En bezoekt u vooral de overzichtstentoonstelling van Sjoerd de Vries in Museum Belvedère, Heerenveen/Oranjewoud, te zien is tot 7 januari 2017.

vrijdag 21 oktober 2016

HET BIEDEN OP DE VEILING IS GESTART





Vrijdag 21 oktober, 12 uur

Eindelijk, we kunnen online bieden op de 159 kunstwerken die worden aangeboden op de Jan Mankes veiling van Museum Belvedère. Voor wie niet tot de Catawiki regulars behoort, is het wel even zoeken in de eindeloze rij veilingen die wekelijks worden georganiseerd. Daarom hier de link die u direct naar de veiling brengt:

https://veiling.catawiki.nl/jan-mankes-kunstenaarsproject-veiling-voor-museum-belvedere

De veiling loopt af op zondag 30 oktober, vanaf 14 uur.

Happy bidding!

zondag 9 oktober 2016

DE BORSTEN VAN MATA HARI




Tijd voor iets heel anders. Vaste KFN-lezers weten dat ik, diep van binnen, het Fries Museum een warm hart toedraag. Daarom speciaal voor mijn veelgeplaagde Leeuwarder vrienden een stukje over een bijzonder blad dat ik onlangs in handen kreeg. Het is een nummer van het Duitse tijdschrift Die Schönheit uit 1927. Het blad is, volgens het colofon, een 'mit Bildern geschmückte Monatsschrift für Kunst und Leben', dat bestond van 1902 tot 1929. Een wat verhullende omschrijving, want het blad ging hoofdzakelijk over de Freikörperkultur, die altijd wat merkwaardige mix van nudisme en erotiek.





Wat dit nummer, in ieder geval in dit verband, speciaal maakt is dat er een uitgebreid artikel instaat over Mata Hari. De aanleiding, zo zie je als je wat bladert, was het verschijnen van de Duitse editie van het boek Mata Hari: das Geheimnis ihres Lebens und ihres Todes van E. Gomez Carrillo, waarvoor een paginagrote advertentie, met foto, is opgenomen.




Het artikel, van de hand van Friedrich Wender, telt maar liefst 22 pagina's, maar met slechts één grote foto van onze Margaretha in danskostuum. Meer foto's waren blijkbaar niet beschikbaar, want de overige pagina's worden verlucht met hele en halve naaktplaatjes die niets met het artikel uit te staan hebben. Dat is jammer, want er blijkt veel meer beeldmateriaal over Mata Hari te bestaan dan ik had gedacht. Een rondje Google levert veel exotische poses op, maar ook bijvoorbeeld mugshots van haar als verdachte en zelfs foto's van haar executie in 1917.  

Wat me trouwens opviel bij die statiefoto',s was dat haar onderlichaam steevast naakt lijkt te zijn, maar dat ze altijd een rijk geornamenteerde bh blijft dragen, wat, in ieder geval naar huidige maatstaven, een ietwat ongebruikelijke combinatie is. Op een andere website over haar las ik dat ze een complex had over haar kleine borsten, en dat ze daarom aan mannelijke clientèle een verhaal ophing dat haar gewelddadige echtgenoot haar tepels had afgebeten. Onzin natuurlijk, maar te curieus om niet te vermelden. Maar dit terzijde.




Hoe dan ook, het blijft een bijzonder en uitermate zeldzaam tijdschrift. Een tweede exemplaar heb ik op het net zelfs in Duitsland niet kunnen vinden, en deze foto's zo gauw ook niet. En het is te koop.

Dus, vrienden van het Fries Museum, mocht u geïnteresseerd zijn, dan wil ik u dit tijdschrift graag voor een uiterst amicale prijs aanbieden. Heren, u heeft mijn nummer.

maandag 5 september 2016

zondag 4 september 2016

AFSCHEID VAN MATTHIJS RÖLING




Even leken alle scheidslijnen verdwenen. Iedereen was er. Veertig jaar Groninger kunstwereld. En daar was ook alle reden toe, want wat we hier in de Martinikerk meemaakten, was het einde van een tijdperk: het afscheid van Matthijs Röling. De oude meester zat op de eerste rij, breekbaar in zijn rolstoel, temidden van met zijn vrienden en bekenden, bewonderaars, collega’s, oud-leerlingen. Tom Hageman sprak welkomst- en dankwoorden, Geke Hankel, oude prinses der kunst, sprak lieve woorden, Dorothea van der Meulen sprak waarderende woorden en overhandigde hem de erepenning van Minerva en oud-collega Martin Tissing bracht op de hem eigen wijze zijn vriendschap en respect voor Matthijs Röling tot uitdrukking voor de man die veertig jaar lang een boegbeeld voor de noordelijke kunst is geweest. De plechtige galm van de Martinikerk noopte tot ingespannen luisteren, maar wie dat deed, werd beloond:


  

En ja, er is ook een tentoonstelling met werk van hoofdzakelijk oud-leerlingen. Maar die kunt u misschien beter even zelf gaan bekijken.

vrijdag 2 september 2016

ARCTISCHE LANDSCHAPPEN VAN SIEMEN DIJKSTRA



In Kunstlievend Genootschap Pictura aan het Martinikerkhof in Groningen opent zondag de grootste tentoonstelling tot nu toe van Siemen Dijkstra, met een overzicht van werk uit de afgelopen vijfentwintig jaar. Ter gelegenheid daarvan schreef Joep van Ruiten onder de kop ‘Leegte om in te ontsnappen’  een artikel in het Dagblad van het Noorden,  waarin Siemen Dijkstra zelf uitgebreid aan het woord komt. Hij legt uit hoe zijn werk zich van ‘pittoreske plaatjes die iedereen mooi vindt’ steeds verder ontwikkelde tot een zoektocht naar zijn eigen drijfveren, naar ‘ruimte waarin je kunt opgaan. Ruimte waarin je bent ontstaan, maar ook in kunt verdwijnen’. De tocht voerde hem steeds verder noordwaarts en leidde uiteindelijk tot een serie kleurenhoutsneden met de titel ‘Arctische landschappen’, waarin hij getracht heeft de spirituele ervaring die het weidse en onherbergzame poollandschap bij hem oproept in beeld te brengen en die de kern van de tentoonstelling vormen.




De expositie In Pictura opent op zondag 4 september en is te zien t/m 16 oktober. De begeleidende publicatie, met originele houtsneden, is tegelijkertijd te zien, en te koop, bij uitgeverij Philip Elchers, Boteringestraat 41, Groningen.


dinsdag 30 augustus 2016

TJIBBE HOOGHIEMSTRA - THE READING OF SPACE




Een paar weken geleden begon ik aan een stukje waarin ik verslag zou doen van mijn avontuurlijke reis naar Leeuwarden om de opening van de tentoonstelling The Reading of Space van Tjibbe Hooghiemstra bij te wonen. Maar het liep zoals dat wel vaker gaat met stukjes, je begint ergens aan maar halverwege gaat het stukje zichzelf schrijven en zwenkt het een heel andere kant op, met als gevolg dat het eindresultaat iets heel anders is geworden dan wat je oorspronkelijk in gedachten had, in dit geval een verhaal over het Fries Museum zelf. Dus daar valt wel iets goed te maken.

De fotowerken van Tjibbe Hooghiemstra hebben het nadeel dat ze zich, zeker op klein formaat, nauwelijks laten reproduceren. Je kunt nu eenmaal geen grote ruimtes in een klein plaatje stoppen. Dus wie zich een oordeel wil vormen over de afzonderlijke werken, moet zelf maar gaan kijken. Gelukkig maakte John Stoel een aantal zaalfoto’s, waarvan ik er graag een paar laat zien. De tentoonstelling duurt nog tot en met 30 oktober.









maandag 29 augustus 2016

TEKENBROEDERS 1: ARNO KRAMER


Nu de meesten van ons min of meer bekomen zijn van de euforie van verre stranden en wat dies meer zij, breekt hier thuis het nieuwe kunstseizoen weer aan. Galerie Hoogenbosch in Gorredijk, steunpilaar der noordkunst, opent met een mooie dubbeltentoonstelling van Tjibbe Hooghiemstra en kunstkompaan en tekenbroeder Arno Kramer. Over Tjh binnenkort meer, nu eerst een korte impressie van het werk van Arno Kramer. Enjoy!



maandag 18 juli 2016

'SCHOLTE OF STAMBOEKVEE?' - DE WANKELMOEDIGHEID VAN HET FRIES MUSEUM





Nee, het was geen bijzonder inspirerende bijeenkomst, de opening in het Fries Museum op donderdagmiddag. Dat lag niet eens zozeer aan het feit dat men, excusez, niet de meest begeesterende sprekers van stal had gehaald. En ook niet aan de krakkemikkige geluidsinstallatie, zodat niet alles wat de inleiders te berde brachten overal even duidelijk was te verstaan. Nee, er ontbrak iets anders. Iets wat niet direct viel te benoemen, ongrijpbaar, maar wel essentieel. Wat was het? Enthousiasme, overtuiging, stijl, lef, zelfvertrouwen, optimisme? Ik weet het niet.

In het openingswoord van directeur Kris Callens vielen veelvuldig de termen ‘wereld’ en ‘internationaal’. Het Fries Museum en de wereld, Leeuwarden en de wereld, Friesland en de wereld, ja zelfs Hindeloopen en de wereld. De exacte strekking van zijn betoog, moet ik bekennen, is mij enigszins ontgaan. Moet de wereld nodig Leeuwarden en het Fries Museum ontdekken, of moeten Friesland en het Fries Museum eindelijk deel uit gaan maken van de wereld? Het werd mij niet helemaal duidelijk. Ik hoop eerlijk gezegd het tweede, maar helemaal gerust ben ik er niet op. Erg gelukkig klonk hij in ieder geval niet.

Het was ook een beetje een vreemd allegaartje dat er te zien was. Fotowerk van Tjibbe Hooghiemstra (naar ik hoop de voornaamste reden dat mensen net als ik naar Leeuwarden waren gekomen), iets over De Terp dat helaas aan mij is voorbijgegaan, gefotografeerde collages van Trijnie van der Wal en ook nog iets over Hindeloopen. Wel heel erg divers. Te divers eigenlijk om een goed verhaal over te kunnen houden. Maar misschien is dat ook wel wat het Fries Museum op dit moment is, bedacht ik later. Een museum waarin allerlei uiteenlopende dingen gebeuren, maar dat er maar niet in slaagt om een duidelijk eigen gezicht te creëren. Hoe kan dat toch?

Toen een aantal jaren geleden bekend werd dat het Fries Museum zou gaan verhuizen naar het Zaailand, barstte ook de discussie los welke koers het nieuwe museum moest gaan varen. Een museum over Friesland, waarin Friezen, en wie daar verder in geïnteresseerd mocht zijn, hun eigen geschiedenis en folklore konden zien? Of juist een museum dat uitstijgt boven de regio, een instituut met een nationale of zelfs internationale uitstraling dat de wereld binnenhaalt en belangwekkende exposities organiseert?

De meningsverschillen liepen hoog op. ‘Scholte of stamboekvee – de crisis rond het Fries Museum’, schreef Paul Steenhuis al in 2000 in de NRC. Beide kampen bestreden elkaar te vuur en te zwaard, maar uiteindelijk dolven de nieuwlichters het onderspit. Het nieuwe Fries Museum moest ‘het verhaal van Friesland’ laten zien. Teleurstellend voor sommigen, maar niet helemaal onverwacht, en ook niet helemaal onbegrijpelijk. Want waar anders dan in het Fries Museum zou het Friese erfgoed moeten worden bewaard en getoond? Eigenlijk ging het daar ook helemaal niet om. De kwestie was of het daarbij moest blijven, of dat Friese verhaal de core business van het museum zou gaan uitmaken, of dat er daarnaast ruimte zou zijn om een echt eigentijds museum in Leeuwarden neer te zetten. Die ruimte was er blijkbaar niet. Geen museum voor nationale of internationale kunst, fotografie, design, mode of andere moderniteiten waarmee Friesland kon worden opgestuwd in de vaart der volkeren. Het museum ging zich richten op de Friese cultuur en geschiedenis. Basta.




Vreemd genoeg koppelde men aan dit smalle concept wel de verwachting dat het daarmee druk zou worden in het nieuwe onderkomen. En dat werd het ook, even. Maar nadat iedereen het gebouw had bekeken, daalden de bezoekerscijfers in rap tempo. En in de landelijke pers kwam je het Fries Museum amper nog tegen. Daar gaf het tentoonstellingsprogramma ook weinig reden toe. Een beetje van alles, maar niets dat buiten Leeuwarden heel veel aandacht verdiende. Wat het vlaggenschip van cultureel Friesland had moeten worden begon steeds meer te lijken op een zwalkend scheepje, met verschillende stuurlui die allemaal een andere kant op wilden.

Toen alle openingspraatjes waren afgehandeld, kon men de verschillende presentaties gaan bekijken, en het identiteitsprobleem van het museum kon niet treffender worden geïllustreerd dan toen de kijkers naar de foto’s van Tjibbe Hooghiemstra, met, zoals Luc Tuymans het ooit noemde, ’de immense intensiteit van de stilte’, plotseling werden onthaald op de tonen van een Hindelooper trekharmonica uit het belendende zaaltje, waar mensen in klederdracht een dansje deden. Op dat moment wist je het heel zeker: dit gaat het niet worden.

Waarom, vraag je je af, begreep niemand in de tijd dat er een beleid moest worden ontwikkeld dat je met klederdrachten, zilver, archeologische opgravingen, het zwaard van Grutte Pier, zelfs met Mata Hari, geen museum kunt maken, althans geen museum dat substantiële bezoekersaantallen van buiten de regio trekt? Toch werd die ambitie wel degelijk uitgesproken. Men keek voortdurend met een scheef oog naar de cijfers van het Groninger Museum en het Drents Museum, maar niemand realiseerde zich blijkbaar dat die aantallen worden gehaald bij de gratie van exposities die losstaan van de regio. Niemand, op een enkele zonderling na, onderneemt de verre reis naar Groningen om de collectie Chinees porselein te zien, of de borgenkaarten. Die zijn er wel, maar worden gepresenteerd in de periferie, net als in het Drents Museum de veenlijken en de stijlkamers exposities op het tweede plan zijn. Bezoekers komen naar Groningen of Assen voor David Bowie of de Nieuwe Wilden, het terracotta leger of de Maya’s. En als ze daarna ook nog even in die andere zalen gaan kijken, is dat mooi meegenomen. Maar hun toegangskaartje kopen ze ergens anders voor.

In Groningen en Assen had men al veel eerder begrepen dat voor een succesvol tentoonstellingsbeleid een onderscheid moet worden gemaakt tussen hoofdtentoonstellingen en subtentoonstellingen. Een hoofdtentoonstelling is beeldbepalend voor het museum. In dit geval had het fotowerk van Tjibbe Hooghiemstra, misschien, een hoofdtentoonstelling kunnen zijn, maar dan had hij heel anders moeten worden gepresenteerd en in ieder geval moeten worden losgekoppeld van De Terp en Hindeloopen, die van een geheel andere orde zijn. Daarmee wordt niet hun belang ontkend, maar wordt wel prioriteit gelegd bij exposities die direct bepalend zijn voor de status en het imago, en daarmee het succes, van het museum.

Toen Wim van Krimpen rond de eeuwwisseling meer nadruk legde op hedendaagse kunst, protesteerde toenmalig cultuurgedeputeerde Bertus Mulders luidkeels dat ‘het Friese erfgoed werd verkwanseld’. Hij zag liever een mooie tentoonstelling over het Friese stamboekvee. ‘U denkt toch niet’, zei hij tegen Paul Steenhuis, ‘dat Hollanders de Afsluitdijk over komen vanwege een moderne kunst tentoonstelling?’ Helaas, de ontwikkelingen in de Nederlandse museumwereld in de jaren daarna hebben  ondubbelzinnig aangetoond hoezeer hij ongelijk had. Als een museum iets te bieden heeft dat de moeite waard is, dan komt men wel, ook van verder weg. Alleen, daarvoor is ‘het verhaal van Friesland’ niet genoeg. En zolang men krampachtig blijft vasthouden aan het idee dat alle tentoonstellingen ‘iets’ met Friesland te maken moeten hebben, blijft het Fries Museum veroordeeld tot een marginaal bestaan. Een openluchtmuseum met een dak erop, meer niet.



Als het Fries Museum niet aan wankelmoedigheid ten onder wil gaan, dan zullen er keuzes gemaakt moeten worden. Wil men zich uitsluitend blijven concentreren op het ‘Friese verhaal’, dan zal men moeten accepteren dat het museum in de toekomst landelijk geen rol van betekenis zal spelen, en dat de bezoekersaantallen waarschijnlijk steeds verder zullen achterblijven bij de verwachtingen.
Als men daarentegen vindt dat het Fries Museum meer is dan een serie luxe oudheidkamers in een te duur gebouw, dan zal men eerst een hele grote stap moeten maken: van het 'verhaal van Friesland' een permanente subtentoonstelling maken en op basis daarvan de zalen opnieuw indelen, zodat de grootste zalen beschikbaar zijn voor de hoofdtentoonstellingen. 
Natuurlijk, wie dat durft voor te stellen weet dat hij niet alleen Bertus Mulders over zich heen krijgt, maar ook nog een collectief aan frisomane notabelen in de diverse folkloristische stichtingbesturen. Maar toch is het de enige manier. Pas daarna kan men zich gaan afvragen op welke manier het Fries Museum zich ook landelijk kan gaan profileren.

En helaas voor de Friese bestuurders, beide opties kosten geld. De eerste omdat er verliezen zullen moeten worden gedekt, de tweede omdat belangrijke exposities nu eenmaal meer geld kosten dan lokale presentaties. Het verschil is alleen dat je er in het tweede geval ook iets voor terug krijgt.

                                                        *   *   *

Toen ik na afloop van de opening in een naburig etablissement de dingen nog even liet bezinken, zat naast mij een mevrouw de krant te lezen. Uit een ooghoek zag ik een groot artikel over twee pagina’s met de kop ‘Het gaat niet goed met het Fries Museum’. Eenmaal weer thuis las ik dat Kris Callens bij de Friese overheden had getracht duidelijk te maken dat het huidige budget voor het verwezenlijken van de ambities van het museum ontoereikend is. Hij kreeg, weinig verrassend, nul op het rekest. Er was al genoeg geïnvesteerd in het museum. Nee, misschien wordt het inderdaad wel nooit wat.

Het lijkt me een weinig benijdenswaardig baantje, directeur van het Fries Museum. Vraag Wim van Krimpen maar. Altijd in een spagaat, klem tussen benepen lokaalchauvinisme en misschien wat overdreven ambitie. Heen en weer geslingerd tussen twee kampen die je allebei te vriend moet zien te houden. Duidelijk beleid kun je niet maken, alleen compromissen sluiten. En dus doe je het nooit goed. Eigenlijk een onmogelijke opgave, als je het goed bekijkt. Het zou me niet verbazen als Kris Callens al stiekem de advententies bijhoudt.






zaterdag 18 juni 2016

GETEKEND LEVEN

               


Vanaf vandaag is in Museum Belvedere de tentoonstelling ‘Getekend leven’ te zien, met grafiek, tekeningen en beelden van Käthe Kollwitz. Het is een indrukwekkende expositie geworden, vrijwel geheel in zwartwit, over sociaal onrecht en menselijk leed, maar ook over bewogenheid en compassie. Het is, misschien onvermijdelijk, ook een expositie waarover een sfeer van beklemming hangt. Die beklemming, die indringendheid, raakt aan de kern van Kollwitz’ werk. Dit is kunst die niet alleen maar kunst wil zijn, maar een spiegel van leed en onrecht, van leven en lijden van de vernederden en vertrapten in de maatschappij, van de tragiek van het menselijk bestaan. Door die somberheid gloeit altijd, als sprankje hoop, het mededogen. Maar het is het mededogen met de verliezers, om het leed dat al geschied is, onomkeerbaar. Tegenover de ontroerende moeder-en-kind portretten staan die van ziekte, honger en dood.   

Een Kollwitz expositie laat niemand onberoerd. In de grote zaal wordt alleen zachtjes gepraat en geleidelijk maakt zich van de meeste bezoekers een ernst en stemmigheid meester. Je wordt geconfronteerd met beelden die je eigenlijk liever niet zou willen zien, omdat ze raken aan primaire menselijke angsten die we in ons dagelijks leven hebben verdrongen. Ze zijn indrukwekkend, maar ook pijnlijk, zodat je soms de neiging hebt om weg te kijken van zoveel zwart, zoveel schaduw. En als je de rondgang hebt voltooid, kan het zijn dat je plotseling het gevoel krijgt dat je naar buiten moet, het zonlicht tegemoet.  










Käthe Kollwitz heeft veel beroemde zelfportretten gemaakt, waarop ze zichzelf vaak op dezelfde manier afbeeldt: recht of bijna recht van voren, soms met een hand onder haar hoofd alsof ze het moet steunen, en altijd ernstig, nors, soms op het grimmige af. ‘Vastberaden, zwijgend bezield’ beschrijft Jos de Gruyter over haar in 1931, met ‘een breede nerveuze mond, die die toen zij jong was, vol en zinnelijk moet zijn geweest, bij het klimmen der Jaren echter al strakker en geslotener werd'. Een getekend leven.

Misschien is het daarom dat ik, met een onbestemd schuldgevoel dat ik niet goed kan verklaren, moet bekennen dat het beeld dat mij uiteindelijk het meest is bijgebleven niet een is van menselijk leed, niet een van de zwaarmoedige zelfportretten, zelfs niet een van de moeder-en-kind taferelen, maar dit: 







zondag 12 juni 2016

AFTER ALL THOSE YEARS ... - TJIBBE HOOGHIEMSTRA

 


Lang geleden, toen ik nog een kunstantiquariaat annex kunsthandel in de Folkingestraat in Groningen had, kregen we op een dag drie tekeningen van Tjibbe Hooghiemstra aangeboden, in consignatie. Daar waren we blij mee, want we waren net begonnen ons ook te richten op noordelijke kunst. Martin Tissing was in die tijd een bijna dagelijkse gast en via hem leerden we ook andere kunstenaars kennen. Tjibbe Hooghiemstra was een oud-leerling van hem en steeds maar weer vertelde hij dat het zo'n moeilijke jongen was, die Tjibbe, een dwarsgebakken Fries met wie eigenlijk geen zinnig woord te wisselen was. Toen we hem zelf ontmoetten, bleek dat allemaal wel mee te vallen en toen bij uitgeverij Philip Elchers zijn boek 12 x 12 uitkwam, met werk van hem en gedichten van Forrest Gander vertaald door Maria van Dalen, besloten we de presentatie bij Prentwerk te houden. Het was afgeladen vol, in die kleine winkel. Those were the days.

Maar het begon met die tekeningen. Lang hebben we er niet van genoten, want twee van de drie werden verkocht voor we er erg in hadden. De derde hebben we toen maar zelf gehouden en die hangt sindsdien bij ons thuis. Maar toch lieten die andere twee me niet los. Ik zie ze nog zo staan, daar met zijn drieën tegen de muur. Toch een gevoel van vage spijt.

Heel bijzonder dus dat ik vorige week op een obscure veiling twee tekeningen van Tjibbe Hooghiemstra zag die me verdacht bekend voorkwamen. Jazeker, dat waren ze, de andere twee! Ik weet niet meer met zekerheid wie ze had aangeboden, en ook niet meer wie ze had gekocht, maar er was geen twjfel mogelijk. Dit waren ze! Door een vreemde speling van het lot kwamen ze weer op mijn pad en daarom moest ik ze wel kopen. Kon niet anders. Men moet het lot niet tarten. 

En zo zijn ze alle drie weer bij elkaar, na twintig jaar. Voor zolang het duurt, dat wel, want de collectie Hooghiemstra begint uit de hand te lopen. Dus wie weet ...






maandag 30 mei 2016

DE OUTSIDER ART VAN RUUD DE RODE



Bij uitgeverij Philip Elchers in Groningen werd op zaterdag 28 mei de eerste grote monografie over het werk van Ruud de Rode gepresenteerd. Op zichzelf is het opmerkelijk dat die zo lang op zich heeft laten wachten, want De Rode is al ettelijke decennia actief in het noorden en daarbuiten en zijn werk wordt, in ieder geval in kleine kring hoog gewaardeerd. Zo werden schilderijen van hem aangekocht door de prestigieuze Caldic Collectie en zullen ze in de nabije toekomst te zien zijn in het nieuwe Museum Voorlinden. In het noorden is zijn werk echter hoofdzakelijk bekend bij een kleine groep liefhebbers. De belangrijkste reden hiervoor lijkt dat het niet goed is in te passen in de bestaande noordelijke tradities, zoals de Ploeg, noordelijke landschappen en waddengezichten, met aan de andere kant de noordelijke realisten, met als gevolg dat hij, zeer ten onrechte, bijvoorbeeld niet is vertegenwoordigd in de collectie van Museum Belvedère. Het werk van Ruud de Rode, met zijn combinatie van ernst met ironie en absurdisme, valt buiten de gebaande noordelijke paden. Daarbij komt nog dat De Rode zich niet beperkt tot één duidelijk herkenbare stijl, maar binnen zijn oeuvre zowel figuratief als non-figuratief werkt. Voeg daarbij nog het feit dat hij, naar eigen zeggen, nooit zo de ambitie heeft gehad om zichzelf in de schijnwerpers te plaatsen en het zal duidelijk zijn waarom het werk van Ruud de Rode in ieder geval bij een breed publiek nooit echt de aandacht heeft gekregen die het verdient. 
  
Deze lacune wordt, in ieder geval ten dele, goedgemaakt door deze fraai uitgevoerde monografie die een beeld geeft van zijn werk sinds 2000. Het is, volgens uitgever Flip Ekkers, een eigenzinnig en onconventioneel boek geworden, zowel in het afgebeelde werk als in de begeleidende teksten, dat goed aansluit bij het karakter van het werk.




Bij een boekpresentatie hoort een spreker en voor de gelegenheid was Martin Tissing, vriend en oud-collega aan Academie Minerva, uitgenodigd om De Rode op passende wijze toe te spreken. Dat kan niet goed gaan, zou je zeggen, en dat ging het ook niet. Althans niet voor degenen die hadden gerekend op een stemmige kunsthistorische inleiding. Aan alle kanten uit de bocht, af en toe volstrekte chaos, maar ook ernstige woorden. Maar wat het meest duidelijk werd, was de waardering en warme vriendschap van de ene kunstenaar voor de andere. En misschien is dat nog wel meer waard.






vrijdag 6 mei 2016

KunstForum Noord COLLECT nr 2 - Werk van Drewes de Wit, Martin Tissing, Gerriet Postma, Jan Stroosma, Hans Boer e.a.



Zojuist verstuurd: de tweede verkooplijst van KunstForum Noord COLLECT, het platform voor lopers en verkopers van kunst in Noord-Nederland. Een klein maar fijn lijstje, met werk van Drewes de Wit, Martin Tissing, Gerriet Postma, Hans Boer e.a.

Niet gehad? Klik HIER

maandag 25 april 2016

WAAR IS DOLF VERLINDEN? - IN RUIMTE P60, ASSEN






Het werk van Dolf Verlinden is de laatste jaren amper nog in het noorden te zien geweest. Het is daarom des te spijtiger dat slechts een select gezelschap van collega-kunstenaars en kunstliefhebbers de tocht naar de wastelands van het Assense industriegebied hadden ondernomen om de opening van zijn solotentoonstelling Veld verkennen in de prachtige ambiance van ruimte P60 in Assen bij te wonen. Want zowel de kunstenaar als de ruimte verdienen onze aandacht.

Hoezeer de thuisblijvers weer eens ongelijk hadden, moge blijken uit deze impressie.






U kunt het nog goedmaken t/m 15 mei, op vrijdag en zondag van 13 tot 17 uur.


donderdag 21 april 2016

JOCHEM HAMSTRA MAAKT GRAPHIC NOVEL





Vier jaar lang werkte Jochem Hamstra aan de tekeningen voor ‘De kikkers hebben nog geen pootjes’, een graphic novel die in een oplage van 100 exemplaren is uitgebracht door Melklokaal Heerenveen, in een prachtige vormgeving van Monique Vogelsang.


Voor deze uitgave bewerkte hij stills uit speelfilms en voegde ze samen in een aaneenschakeling van scenes die de ruwe schijn van een verhaal wekken, maar ook afzonderlijk fascineren door hun broeierige sfeer. Het zijn vaak erotische tekeningen, in stemmige grijzen afgedrukt op de linkerpagina’s, met  opgetekende flarden van dialogen op de rechter, beperkt tot een enkele regel. Susan van den Berg heeft er uitgebreid over geschreven in de Leeuwarder Courant. Leest zelf!



Geïnteresseerd? Er zijn nog enkele  exemplaren beschikbaar. Zie www.melklokaal.nl























vrijdag 8 april 2016

KFN COLLECT nr 1 – 8 t/m april 2016



Vandaag start de eerste editie van KunstForum Noord COLLECT, het nieuwe platform voor kopers en verkopers van noordelijke kunst. Vanaf 12 uur kunt u rechtstreeks uit de (nog bescheiden) lijst kopen, of een bod uitbrengen.

Abonnees op de KFN Nieuwsbrief ontvangen een special aflevering met de beknopte lijst, met daarin links naar de uitgebreide lijst en de mogelijkheid om rechtstreeks te kopen of the bieden.

Als u geen abonnee bent, kunt u de uitgebreide lijst bekijken op de Prentwerk website, onder ‘Art works’ > ‘KunstForum Noord’, dus HIER. Deze pagina geeft de volledige beschrijving en meerdere foto’s. De daar vermelde prijzen zijn de vraagprijzen. U kunt kopen of bieden door een mail te sturen naar info@kunstforumnoord.nl

In alle gevallen geldt: lees eerst de spelregels op de KFN website onder ‘Kopen verkopen’


De tweede editie van KFN COLLECT stat gepland voor vrijdag 6 mei. Als u daarvoor items wilt inbrengen, kunt u contat onemen met info@kunstforumnoord.nl