vrijdag 16 oktober 2015

ONBEKEND WERK VAN JOHAN DIJKSTRA [bijna]



Geruime tijd geleden (ruim drie jaar geleden, om precies te zijn) vroeg ik op KunstForum Noord aandacht voor het artikel dat Doeke Sijens in de tiende editie van het Ploeg jaarboek wijdde aan de boekillustraties van Johan Dijkstra. Zijn stuk ging vergezeld van een aantal prachtige illustraties van boekomslagen die Dijkstra rond 1930 maakte voor uitgeverij De Gulden Ster. Ik citeer nog even:

‘Als u, net als ik, onmiddellijk werd bevangen door hebzucht en verzamelingsdrift, dan heb ik slecht nieuws: edities met de originele stofomslagen zijn, in ieder geval via de geijkte kanalen, op geen enkele wijze meer te achterhalen. Tenzij we een keer heel erg geluk hebben, zullen we het dus moeten doen met bandontwerpen, schutbladen en illustraties.’

Maar soms heb je dat geluk. Onlangs heb ik eindelijk een exemplaar kunnen bemachtigen van De Halfvolwassene van F.M. Dostojewskie, MET HET ORIGINELE STOFOMSLAG.







Is dat alles, hoor ik u denken. Een stofomslag bij een boek? Begrijpelijk. Boekillustraties, boekontwerpen en stofomslagen zijn, meestal, een soort stiefkinderen binnen het grafisch werk van een kunstenaar. Vaak is dat ook terecht. Dijkstra, net als vele andere Ploegkunstenaars, illustreerde om den brode. Het aanleveren van illustraties bij zeer uiteenlopende publicaties was een welkome aanvulling op het inkomen in een tijd waarin de verkoop van schilderijen niet genoeg opleverde om van te leven. Wiegers, Altink, Alkema, allemaal deden ze dingen ‘on the side’. Altink maakte reclameontwerpen voor Vroom en Dreesman, Alkema richtte samen met Jan van der Zee in 1921 het AVAR, Atelier voor Artistieke Reclame, op en ook Dijkstra accepteerde zeer uiteenlopende opdrachten voor affiches en illustraties (zie het hoofdstuk van Wim Koops over de ‘Toegepaste grafiek’ in de monografie van Mieke van der Wal). Toch is het nuttig om hier een onderscheid te maken tussen opdrachten die in belangrijke mate werden bepaald door het medium en de eisen van de opdrachtgever, en die waarbij de kunstenaar een grotere mate van artistieke vrijheid behield. Een groot deel van het toegepaste werk is alleen interessant bij de gratie van het vrije werk. Het is ‘ook Altink’, of ‘ook Wiegers’, maar zonder die namen erbij zou het waarschijnlijk niet eens opvallen. Maar in ieder geval in artistiek opzicht staan de boekomslagen niet ver van het vrij werk af. Het zijn weliswaar geen originele houtsneden, van het blok gedrukt, en ze zijn ook niet handgesigneerd, maar het zijn wel originele ontwerpen, speciaal voor dat doel vervaardigd. En waar veel etsen en houtsneden van de Ploeg eindeloos zijn herdrukt, legaal of illegaal, in zulke aantallen dat hun bijzondere karakter in de loop van tijd volstrekt is verwaterd door hun al te grote bekendheid, zijn van de boekomslagen niet of nauwelijks ander afbeeldingen bekend. Bij de publicatie van het boek waarvoor ze waren bestemd, ging het copyright over naar de uitgeverij, waardoor de kunstenaar geen eigen afdrukken van het blok meer mocht maken. Dus in ieder geval in dat opzicht is een origineel stofomslag, in ieder geval qua beeld, een stuk exclusiever dan veel van de grafiek.





Een ding is, in zekere zin, toch een beetje spijtig: het omslag staat afgebeeld in het hoofdstuk dat Wim Koops in de grote monografie van Mieke van der Wal schreef over Dijkstra’s toegepaste grafiek. De Stichting Johan Dijkstra heeft dus een exemplaar in haar bezit. Jammer, want helemaal ‘onbekend’ is het dus niet. OK. Maar wel uiterst zeldzaam. En te koop.