donderdag 19 september 2019

‘ONTROERING IS MEER DAN HET WETEN’





De collectie Thom Mercuur als zelfportret


Antiekhandelaar, palingvisser, restauranthouder, conservator, uitgever, galeriehouder, museumdirecteur. Soms leek het wel alsof journalisten een wedstrijd hielden wie de langste lijst kon maken van dingen waarmee Thom Mercuur (1940-2016) zich in de loop van zijn leven allemaal had beziggehouden. En het was waar, er zullen weinig mensen zijn met zulke uiteenlopende activiteiten als Mercuur. Maar het meest van al was hij toch kunstverzamelaar, zijn hele leven. Altijd was hij op zoek naar kunst, ‘zijn’ kunst. In de grillen van de kunstmarkt, het laatste en het nieuwste, was hij niet geïnteresseerd. Wat hij zocht was kunst die hem paste, waarin hij iets van zichzelf terugvond. Voor Mercuur was kunst verzamelen een eindeloze ontdekkingstocht, dwars door Friesland maar ook dwars door de tijd. Hij kocht werk van de kunstenaars met wie hij jarenlang optrok en die hij ooit een eigen museum beloofde, zoals Sjoerd de Vries en Boele Bregman, maar ook van kunstenaars van wie amper iemand had gehoord, maar die volgens hem meer aandacht verdienden dan ze kregen. Hij speurde naar interessante kunstenaars die op de een of andere manier waren zoekgeraakt in de pagina’s van de kunstgeschiedenis en die kocht hij, voor zichzelf, soms om weer te verkopen, en later voor zijn museum.



KUNST IS EMOTIE


‘Autodidactisch kunsthistoricus’, zo noemde hij zichzelf wel. Enige ironie was daaraan niet vreemd, want voor hem betekende ‘kunsthistoricus’ weinig meer dan dat hij evenzeer was geïnteresseerd in oudere als in hedendaagse kunst. Het houden van uitgebreide theoretische verhandelingen en betogen daarover liet hij graag over aan anderen. Voor hem was kunst in de eerste plaats emotie. ‘Zo gauw kunst alleen maar verstandelijk of technisch is, dan laat ik het liggen. Het moet mij een gevoel geven. Mensen vragen me wel eens wat ik aan die kunst vind, maar dat weet ik niet! Het niet weten kan fascinerender zijn dan het weten. Ik verbaas mij. Een kind verbaast zich. Maar bij verbazing kun je nooit zeggen waarom en daarom.’

Huub Mous vertelt op zijn blog dat Thom Mercuur en hij ooit een discussie voerden over de vraag of je om kunst kon huilen. Mous vond van niet. Huilen doe je om mensen, niet om kunst. Thom vond dat helemaal niet vreemd. Sterker nog, hij had het vaak gedaan, zei hij. Voor wie hem heeft gekend zal het niet als een verrassing komen. Voor Mercuur was kunst niet iets dat op zichzelf stond, maar dat onverbrekelijk was verbonden met menselijke emotie. Zijn emotie. Voor hem moest kunst over mensen gaan en dat was ook zijn voornaamste criterium in wat hij kocht en verzamelde. Hij koos uit de kunst wat hem raakte en negeerde de rest. En dat betekende dat er voor surrealisme, Fluxus, videokunst, minimalisme, conceptuele kunst en andere rationele en meer intellectueel gerichte kunstvormen geen plaats was, niet in zijn collectie en niet in zijn museum. Thom ‘had er niets mee’, en dat was voor hem reden genoeg.  





ZELFPORTRET


Als kunstverzamelaar was Mercuur een ‘amateur’, maar dan wel een in de meest letterlijke zin van het woord. Hij was een liefhebber, een man met een passie voor kunst, maar alleen met die kunst die een directe weerklank vond in hemzelf. Zijn collectie en zijn museum waren een afspiegeling zijn van eigen persoonlijkheid, van zijn smaak en artistieke voorkeuren. Binnen die grenzen had hij een scherp oog voor kwaliteit, waarbij hij zich weinig gelegen liet liggen aan reputaties, trends, hypes en de waan van de dag, Kunst moest eerlijk zijn, zonder pretentie en zonder effectbejag, gemaakt vanuit een herkenbaar gevoel. En die kunst vond hij, behalve in ‘zijn’ Friese kunstenaars, in het Noord-Europees expressionisme, de Vlaamse school van Sint Martens Latem en in naïeve kunst en outsider art. Hij kocht alleen die werken die de specifieke kwaliteiten bezaten waarnaar hij op zoek was, soms maar een enkel schilderij van een kunstenaar, en daarbij was het van geen belang hoe hoog die in de kunstgeschiedenis stond aangeschreven.

Wanneer een verzameling die op zo’n subjectieve basis is bijeengebracht plotseling wordt gepromoveerd tot museumcollectie, kan kritiek niet uitblijven. De collectie Mercuur, zo werd gemopperd, was eigenlijk een ratjetoe waarin iedere ordening of systematiek ontbrak. En strikt formeel gezien was dat ook zo. Het was geen verzameling die op verantwoorde wijze langs kunsthistorische lijnen was opgebouwd. Wat al die schilderijen en objecten verbond was niet meer dan een mentaliteit, een sensibiliteit en een manier van kijken die nog het best duidelijk wordt als men het begeleidende boek bij zijn afscheidstentoonstelling Eb en Vloed uit 2010 doorbladert. Los van het feit dat hier gekozen was voor een thema dat Mercuur na aan het hart lag, was het een heterogene expositie, grillig en eigenzinnig als de man zelf. Maar een ratjetoe was het niet. Al die objecten kwamen samen in een gevoelsmatige eenheid, een zelfportret van de samensteller dat getuige de reacties door een breed publiek werd herkend en gewaardeerd.




MERCUUR MUSEUM


Als Thom Mercuur veertig jaar jonger was geweest, was hij nu waarschijnlijk bestempeld als ‘influencer’, mensen die op sociale media een groot aantal volgers hebben en zo een belangrijke smaakbepalende rol vervullen. En volgers had Mercuur in zijn tijd ook al genoeg. Kunstliefhebbers en kunstkopers lieten zich graag door hem leiden, omdat hij als geen ander geestdrift kon opwekken voor kunst die hemzelf na aan het hart lag. Het resultaat was dat veel van zijn persoonlijke voorkeuren werden weerspiegeld in lokale verzamelingen. Voor veel mensen was hij de personificatie van de Friese kunst, de man die in belangrijke mate verantwoordelijk voor het ontstaan van een canon van Friese kunst in de twintigste eeuw. Thijs Rinsema, Tames Oud, Dora Tuynman, Jentje van der Sloot, het waren allemaal kunstenaars over wie jarenlang maar één enkel boekwerkje te krijgen en dat was steevast uitgegeven door zijn uitgeverij De Drijvende Dobber.

In 2004 kreeg hij eindelijk zijn museum en zijn verzameling vormde de basis van de collectie. Het ‘Mercuur museum’ was eindelijk een feit. Zijn kunst was zijn zelfportret, en zijn museum was dat ook. Toen hij in 2008 terugtrad als directeur, kon Museum Belvédère een groot deel daarvan in eigendom verwerven en sindsdien is de collectie Mercuur, ondanks alle schenkingen en aankopen van later datum, gezichtsbepalend gebleven voor het museum. Nog steeds waart de geest van Thom Mercuur door het museum. Gelukkig maar. Nog steeds gebeurt het dat je te midden van al die zachtaardige abstractie en impressionistische waddengezichten opeens iets heel anders tegenkomt, een schijnbare dissonant die toch niet uit de toon valt en die onmiskenbaar de eigenzinnige hand van Mercuur verraadt. Een piepklein schilderijtje van Douwe van der Zweep, de hondenkar van Chris Beekman, Willem Jurcka, de bollenvelden van Theo Lohmann, een prachtig naïef schilderijtje van de annunciatie door een Vlaamse schilderes van wie niemand ooit heeft gehoord, het zijn allemaal werkjes in geen ander museum zult tegenkomen. Echt ‘belangrijk’ zijn ze ook niet, maar ze brengen wel bij veel bezoekers een klein schokje van verrassing teweeg. Kleine kijkavontuurtjes. En dat was precies waar het Mercuur om te doen was. Want eerst komt het kijken, dan het ervaren en daarna pas het weten.





MOOI IS MOOI


Verzamelaars heb je in soorten en maten. Sommigen bakenen eerst een duidelijk verzamelgebied af en proberen vervolgens binnen die strikte grenzen een zo compleet mogelijke, of in ieder geval een representatieve, collectie bijeen te brengen zonder daar direct een persoonlijk oordeel aan te verbinden. Thom Mercuur was een ‘romantisch’ verzamelaar. Hij verzamelde wat hij tegenkwam. Mooi is mooi, dat was zijn enige criterium. En als hij iets mooi vond, kon hij dat met zoveel enthousiasme uitdragen dat mensen er ook van gingen houden.

Soms zou je willen dat we meer Mercuren hadden. En dan liefst zoveel mogelijk verschillende. Mensen met een scherp oog, die durven afgaan op hun eigen oordeel. Dwars en eigenwijs? Prima. Zolang ze maar eerst kijken. Het weten komt daarna wel.



Deze kleine hommage aan Thom Mercuur schreef ik, samen met twee andere stukken, voor de speciale Art Noord krant die binnenkort uitkomt. Maar het artikel was te groot, of de krant te klein, in ieder geval moest dit stuk wijken voor andere zaken.  
Ik hoop u allen te zien op Art Noord 3, van donderdag 26 t/m zondag 29 september in Museum Belvédère.
Dick Siersema