‘Je mag blij zijn als je voor je vóór je veertigste één goed
schilderij maakt’, placht Martin Tissing tijdens zijn docententijd op Academie
Minerva te zeggen tegen zojuist geslaagde studenten. Een weinig aanlokkelijk
perspectief misschien voor een generatie voor wie alles hevig en vooral snel
moest gaan. Een ster zijn voor je dertig bent, dat was het devies. En sommigen
lukte dat ook, in een cultuur die steeds meer leek toe te spitsen op alles wat
jong en nieuw was. Dat wil zeggen, een poosje.
Want wie nu een blad als Kunstbeeld van tien of twintig jaar geleden
doorbladert, kan moeilijk anders concluderen dan dat veel van die jonge kometen
blijkbaar even snel zijn opgebrand als ze kwamen, of in het beste geval nog
slechts zachtjes op de achtergrond flakkeren.
Ik moest aan Tissings uitspraak denken toen ik onlangs op
Facebook een werk tegenkwam van Rudy Lanjouw. Niet voor het eerst, want al een
poos gebruikt hij Facebook als een podium om zijn laatste werk te presenteren.
Boeiend, want als je hem volgt, zie je wat hij aan het doen is en wat er in
zijn werk gebeurt. En dat is genoeg reden
om het een keer onder de aandacht te brengen.
Rudy Lanjouw woont en werk in Assen, en is autodidact. In de
jaren negentig was hij een vaste exposant in de galerie van Jan Katuin in
Groningen, iets wat hem noch de galerie windeieren legde. Geen kunstbeurs of je
kwam Galerie Katuin tegen, met werk van Rudy Lanjouw. Toen Jan Katuin was
verhuisd naar Spanje en de galerie werd voortgezet door Johan Scheepsma bleef
Lanjouw een graag geziene exposant. Maar toen kwam de crisis. In 2012 sloot
Anderwereld de deuren, en ook Lanjouws nieuwe galerie Smarius kon het op den
duur niet bolwerken. En zo had hij, zoals zovele andere noordelijke
kunstenaars, geen podium meer in zijn eigen regio. Dat was een van de redenen
waarom hij in 2012 inzette voor de Kunstsalon, een tentoonstellingsruimte in een groot herenhuis
aan de vaart in Assen, waarover ook op KFN eerder uitgebreid werd bericht. Het
initiatief werd enthousiast ontvangen, zowel door het publiek als door de
gemeente Assen, maar toen het pand vorig jaar werd verkocht, verdween ook de
Kunstsalon uit beeld. Wie nu zijn werk wil zien, is aangewezen op de weekenden
dat hij zijn bijna museale atelier op een industrieterrein in Assen openstelt
voor het publiek.
Want Lanjouw werkt
door, onverdroten, ondank het feit dat hij veel meer werk produceert dan hij kan
exposeren, laat staan verkopen. Op Facebook laat hij zien waar hij mee bezig is.
En dat is boeiend. Want waar zijn vroege werk nog wel eens mank ging aan een
zekere oppervlakkigheid, waar echo’s van grote internationale kunstenaars soms
al te nadrukkelijk in doorklonken, heeft zijn werk van de laatste jaren aan
diepgang gewonnen en heeft hij steeds meer een herkenbare eigen stijl gevonden.
Rudy Lanjouw werkt niet noordelijk realistisch, hij is geen
Fries, nooit lid geweest van de Ploeg, en schildert eb noch vloed. Kortom, hij
heeft zo ongeveer alles tegen, zou je zeggen. Hij past niet goed in de
profielen die de verschillende instellingen voor hun tentoonstellingsbeleid
hebben ontwikkeld. Nu zoveel galeries in het noorden zijn verdwenen, is het des
te meer de taak van musea en CBK’s in de regio om een platform te bieden aan lokale
kunstenaars wier werk de moeite waard is, los van het feit of ze, nationaal of
internationaal, ‘belangrijk’ zijn. Museum Belvedère in Oranjewoud mag in dat
verband als voorbeeld dienen. En in dat licht gezien verdient het werk van Rudy
Lanjouw het zeker om ook in de eigen regio gezien te worden.
.