De nieuwe tentoonstelling in Museum Belvedère is getiteld
Improvisaties
op wind, water, wad. Geen titel die je meteen met rode konen het gaspedaal
doet intrappen richting Oranjewoud. Integendeel, zou ik haast zeggen. Want al
dat waddengedoe, hebben we daar langzamerhand niet wat veel van gezien? Het
artistieke waddentoerisme lijkt de laatste jaren welhaast epidemische vormen
aan te nemen. De term ‘waddenschilder’, een woord dat volgens mij tien jaar
geleden nog niet eens bestond, is nu een algemeen geaccepteerde benaming
geworden voor kunstenaars die ons hardnekkig
bestoken met hun sfeervolle impressies van licht, lucht en water. Een
aanzienlijk deel daarvan stemt alleen maar tot grote treurigheid en lijkt
uitsluitend bedoeld om misbruik te maken van de vakantiesentimenten van
randstedelijke badgasten. Maar die kunnen we overslaan. Ernstiger is dat ook
kunstenaars die eerder te goeder naam en faam bekend stonden zich recentelijk,
om hen moverende redenen, in het wadwezen hebben menen te moeten storten. Opportunisme?
Ik weet het niet. Ze hebben soms ook wel degelijk goed werk gemaakt, dat zeker verdient
om getoond te worden. Maar laten we eerlijk zijn, in laatste instantie gaat het
wel allemaal over hetzelfde. Licht en lucht. Wind, water, wad. Veel wad. En
geen mens te bekennen. En voor de rechtgeaarde vastelander annex stadsmens is
dat op de lange duur toch wel wat erg mager. Er moet toch meer in het leven
zijn, denk je dan, en dus ook in de kunst. Daar komt nog bij dat Eb en
vloed, de afscheidstentoonstelling van Thom Mercuur, nog maar
vijf jaar geleden is en velen van ons nog helder op het netvlies staat. Dus om
nu weer een hele tentoonstelling te wijden aan slik en kwelder, al dan niet
doorschenen wolkenranden, het licht op het water en pittoreske doorkijkjes in
de duinen, ik weet het niet.
Het was, samenvattend, niet geheel en al onbevooroordeeld
dat wij ons in de late middag vervoegden in het onvolprezen museumcafé van
Belvedère teneinde de opening van de expositie bij te wonen en persoonlijk polshoogte
te nemen. Directeur Han Steenbruggen legde uit dat dit geen incidentele
tentoonstelling was, maar oorspronkelijk deel had moeten uitmaken van een veel
groter project, dat zich zou uitstrekken over Friesland, Groningen en
Noord-Duitsland en waaraan meerdere musea in die gebieden een bijdrage zouden
leveren. Om verschillende redenen was het echter nooit van de grond gekomen en
nu had Belvedère besloten om het dan zelf maar te doen. Van die grootschalige ambitie
is nog wel iets blijven hangen. De tentoonstellong biedt schilderijen, foto’s,
video’s, installaties, textielkunst en poëzie van meer dan zeventig kunstenaars.
Niet alleen beslaat hij alle twaalf kabinetten plus een stukje van de grote
zaal, ook in het omringende landgoed heeft een aantal kunstenaar ‘iets’ met het
thema gedaan. Een tentoonstelling van die omvang is natuurlijk een waagstuk, dat gemakkelijk verkeerd kan uitpakken.
Voor je het weet wordt het een vloedgolf aan vagelijk verwante werken, waarin
de toeschouwer kopje onder gaat voordat hij halverwege is. Maar dat is,
gelukkig, allesbehalve het geval. Han Steenbruggen is er wonderwel in geslaagd
om een expositie te maken die binnen de smalle kaders van het onderwerp tegelijk
harmonieus en levendig is en geen moment verveelt. Dat heeft vooral te maken
met de keuze om de opgenomen werken niet te rangschikken op techniek, maar te
integreren in een groter geheel. Foto’s hangen naast schilderijen, ruimtelijk
werk wordt gepresenteerd in combinatie met tekeningen. En steeds zijn de opstellingen
verrassend, en dat is een prestatie te noemen. Zeker, het is wel veel. Maar dat
de tentoonstelling toch overtuigt is
niet zozeer ondanks, maar eerder dankzij deze veelheid en verscheidenheid. Als
je je probeert voor te stellen hoe een tentoonstelling met enkel waddenschilderkunst
eruit had gezien, vrees ik dat die van
een dodelijke saaiheid was geworden. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de
verrassingselementen vaak van ‘buitenaf’ komen, van kunstenaars en fotografen
wier werk niet eerder in Belvedère te zien was. Zonder die verfrissende externe
inbreng zou Improvisaties op wind, water, wad onmiddellijk een stuk minder
interessant zijn geweest. Hier en daar zitten (onvermijdelijk bij een
tentoonstelling van deze omvang) wel wat zwakke plekken; er hangen werken die
ook al in een ander verband zijn getoond en waarvan de waddenconnectie toen
volstrekt onduidelijk was. En cynische bezoekers zouden zich zelfs kunnen
afvragen of sommige werken de thema-gerelateerde titels waaronder ze nu worden
gepresenteerd vóór deze expositie ook al hadden, of dat ze voor de gelegenheid
zijn aangepast. Maar dat zijn kleinigheden.
Improvisaties op wind, water, wad is een mooie tentoonstelling
geworden die, zeker in het zomerseizoen, op goede bezoekersaantallen mag
rekenen. Hij brengt een belangrijk aspect van het noordelijk landschap op een
geïnspireerde manier in beeld, dus in dat opzicht is hij zeker geslaagd te
noemen. Dat neemt niet weg dat je gaandeweg het gevoel krijgt dat deze expositie
ook een afsluiting is, of in ieder geval zou moeten zijn. Want met deze presentatie
is het thema, in ieder geval in Belvedère, uitputtend behandeld. Wat volgt kan
eigenlijk alleen maar tegenvallen.
De afgelopen tijd hebben we kennis kunnen nemen van de
vorderingen van het beoogde Kunstpaviljoen Eb en Vloed van Thom Mercuur in
Lauwersoog. Als dat museum er ooit komt (en wie hoopt dat niet?), dan is de zee,
de wind, het water en alles wat daarmee samenhangt, zijn thema. Hij moet als geen ander in staat worden geacht zelfs binnen
de nauwe begrenzingen van dat thema boeiende tentoonstellingen te maken. Dus het
zou Museum Belvedère sieren als ze dat, als gebaar van respect voor de man
zonder wie het museum er niet was geweest, mee laten wegen in hun plannen voor
de toekomst en dat onderwerp aan hem zouden laten. Dat zou dan tevens een kans bieden
om de bandbreedte van het eigen expositiebeleid te verruimen. Want de tijden
zijn veranderd. Museum Belvedère, ooit begonnen als alternatief museum in en
voor Friesland, is in de afgelopen jaren uitgegroeid tot een centrum voor
moderne en hedendaagse noordelijke kunst, met de nadruk op Friesland. Dat is
een sterke en aantrekkelijke formule, die erom vraagt om verder te worden
ontwikkeld. Het noorden telt, zowel in als buiten Friesland, nog andere kunstenaars
die een podium in Oranjewoud ten volle zouden verdienen. En daar zou ik graag
een paar waddengezichtjes voor inruilen.